Jouw accountant in Alphen aan den Rijn en Amsterdam

Dividendbelasting en dividenduitkering

De dividenduitkering is voor veel ondernemers een belangrijk thema. Als gevolg van het overheidsbeleid veranderen diverse belastingtarieven geregeld, zowel voor de vennootschapsbelasting als voor de inkomensbelasting in box 2 en box 3. Wat zijn de gevolgen van de ontwikkelingen als u dividend wilt uitkeren uit uw onderneming?

Dividendbelasting

Bij het uitkeren van dividend vanuit een vennootschap is het van belang of sprake is van deelnemingsdividend of beleggingsdividend. In het eerste geval kan de vennootschap vaak een inhoudingsvrijstelling toepassen. Is sprake van beleggingsdividend, dan moet de vennootschap meestal 15% dividendbelasting inhouden over het uit te keren dividend. Wie dividend ontvangt en in Nederland woont, kan mogelijk de door de uitkerende bv ingehouden dividendbelasting verrekenen of terugvragen.

Schulden aan de bv?

Naar verwachting eind 2023 zullen dga’s die meer dan € 700.000 lenen bij hun vennootschap voor het meerdere worden belast in box 2 als inkomen uit aanmerkelijk belang. Mocht u een deel van uw schuld willen ‘wegvegen’ door middel van een dividenduitkering, dan is natuurlijk de vraag wanneer u het beste (een deel van) een bedrag kunt uitkeren uit uw bv. Maar ook als u zeer beperkt schulden hebt bij uw bv wilt u wellicht weten wanneer het voor u fiscaal gunstig uitpakt om dividend uit te keren.

De geplande inwerkingtreding van de wet op basis waarvan de schulden van dga’s aan hun vennootschap worden beperkt tot € 700.000, is op 1 januari 2023. Als peildatum geldt 31 december, dat betekent dat schulden aan uw bv voor het eerst op 31 december 2023 maximaal € 700.000 mogen bedragen zonder dat dit consequenties heeft voor de belastingheffing. Uitgezonderd hierbij zijn de schulden aangegaan bij de vennootschap voor de eigen woning, indien deze schuld kwalificeert als eigenwoningschuld voor de eigenwoningregeling van box 1 en voor zover een recht van hypotheek is gevestigd ter zake van die schuld op de eigen woning. Voor op 31 december 2022 reeds bestaande eigenwoningschulden geldt de laatstgenoemde voorwaarde niet. Het wetsvoorstel is op 13 september aangenomen door de Tweede Kamer en zal binnenkort door de Eerste Kamer worden behandeld. Hieronder vindt u de tariefontwikkelingen zoals die in Belastingplan 2023 zijn voorgesteld.

Ontwikkeling vennootschapsbelasting

Het toptarief in de vennootschapsbelasting blijft in 2023 staan op 25,8%. Het opstaptarief wordt echter verlaagd van 15% in 2022, naar 11.2% in 2023. Bovendien geldt het opstaptarief in 2023 nog maar tot een bedrag van € 200.000, terwijl dit in 2022 nog € 395.000 was.

De tariefontwikkeling in de vennootschapsbelasting vanaf 2020

Ontwikkelingen inkomstenbelasting

Box 2

Het tarief over inkomsten uit aanmerkelijk belang in box 2 blijft in 2023 gelijk op 26,9%. Voor 2024 zijn echter twee tariefschijven voorgesteld. Over de eerste € 67.000 aan inkomen uit aanmerkelijk belang geldt een tarief van 24,5%. Voor fiscaal partners geldt dit tarief tot een inkomen van € 134.000. Daarboven bedraagt het tarief 31%. De introductie van twee schijven dient als prikkel voor de dga om jaarlijks de winst van de vennootschap of een deel daarvan uit te laten keren, om op die manier zo veel mogelijk gebruik te maken van het lage tarief. Het stimuleren van dividenduitkeringen moet langdurig uitstel in box 2 tegengaan.

De tariefontwikkeling in box 2 vanaf 2020

Box 3

De Hoge Raad heeft op 24 december 2021 geoordeeld dat de wijze waarop de box 3-heffing sinds 2017 is vormgegeven in strijd is met zowel het discriminatieverbod (art. 14 EVRM) als het recht op ongestoord genot van eigendom (art. 1 EP EVRM).

In het wetsvoorstel Wet Rechtsherstel Box 3 is een nieuwe berekeningswijze voor het voordeel uit sparen en beleggen opgenomen op basis waarvan compensatie wordt geboden aan belastingplichtigen die hebben deelgenomen aan de massaal bezwaarprocedures en aan belastingplichtigen van wie de aanslag inkomstenbelasting over (een van) de jaren 2017, 2018, 2019 of 2020 op 24 december 2021 nog niet was vastgesteld, of de bezwaartermijn op die datum nog niet was verstreken.

De nieuwe berekeningswijze is gebaseerd op de werkelijke samenstelling van het vermogen, waarbij het vermogen van de belastingplichtige in drie categorieën wordt onderverdeeld, te weten: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Per vermogenscategorie geldt een afzonderlijk forfaitair percentage waarmee het vermogen binnen die categorie wordt vermenigvuldigd. Daaruit volgt een gemiddeld effectief rendementspercentage, dat wordt toegepast op de grondslag sparen en beleggen (het saldo van bezittingen en schulden verminderd met het heffingsvrije vermogen).

Het forfaitaire rendementspercentage voor banktegoeden wordt gebaseerd op het gemiddelde maandelijkse rentepercentage op deposito’s. Voor wat betreft het rendementspercentage van schulden wordt aangesloten bij de gemiddelde maandelijkse rente over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens. Doordat beide rendementspercentages na afloop van het belastingjaar worden vastgesteld, wordt zo goed mogelijk aangesloten bij het werkelijk in een kalenderjaar behaalde rendement. Het rendementspercentage voor de overige bezittingen sluit aan bij het huidig percentage voor rendementsklasse II dat is gebaseerd op het lange termijn rendement van onroerende zaken, aandelen en obligaties.

De hierboven genoemde systematiek, gebaseerd op de werkelijke samenstelling van het vermogen van belastingplichtigen en een herziene forfaitaire rendementstabel, zal ook worden gebruikt voor het vaststellen van het box 3-inkomen in de aanslagen inkomstenbelasting 2021 en 2022. Althans indien dit tot een lagere aanslag leidt dan voortvloeit uit de huidige box 3-wetgeving.

Voor de jaren 2023 tot en met 2025 wordt overbruggingswetgeving ingevoerd, die dezelfde systematiek hanteert . Een eventueel lager box 3-inkomen op basis van de tot en met 2022 geldende box 3-wetgeving is voor deze jaren echter niet meer maatgevend. Een daartoe strekkend wetsvoorstel is eveneens op Prinsjesdag ingediend.

Rendementspercentages voor de nieuwe berekening voor de 3 categorieën

Tarief box 3

In aanvulling op de afzonderlijke wetsvoorstellen over de reparatie van box 3 naar aanleiding van het Kerstarrest, is in het Belastingplan 2023 voorgesteld om het tarief van box 3 te verhogen met 1%-punt per jaar. Daarmee zou het tarief in 2023 op 32% uitkomen, in 2024 op 33% en in 2025 op 34%. In 2026 zou dan een nieuw, niet-forfaitair systeem van heffing over vermogensinkomsten in werking moeten treden. Naast de verhoging van het tarief wordt het heffingsvrije vermogen verhoogd van € 50.650 naar € 57.000 (voor partners naar € 114.000).

Wanneer dividend uitkeren?

De ontwikkelingen in de belastingtarieven, zoals de verhoging van het box 2 tarief, heeft er in de afgelopen jaren veelal voor gezorgd dat het uitkeren van dividend naar voren werd gehaald. De voorgestelde verlaging van het tarief naar 24,5% in de nieuwe eerste schijf in box 2 vanaf 2024 stimuleert het jaarlijks uitkeren van (een deel van) de winst binnen deze eerste schijf. Langdurig uitstel van heffing in box 2 moet op deze wijze worden voorkomen.

Het uitgekeerde dividend wat niet direct wordt gebruikt voor consumptie wordt belast in box 3 van de inkomstenbelasting. Zoals hierboven is opgemerkt, is de heffing binnen box 3 afhankelijk van de vraag in welke categorie het uitgekeerde vermogen wordt aangehouden; banktegoed of overige bezitting. Het is derhalve verstandig voorafgaand aan een eventuele dividenduitkering naar privé een goede inschatting van de aanwending van het vermogen te maken. Afhankelijk van de aanwending van het vermogen kan worden berekend of het fiscaal voordelig is om over te gaan tot een dividenduitkering, of dat het voordeliger is het vermogen binnen de vennootschap aan te houden.

Naast het effect van de tarieven op een dividenduitkering, zijn ook andere aspecten van belang.

  • Mocht u door de coronacrisis genoodzaakt zijn om gebruik te maken van bijvoorbeeld de NOW-regeling, dan mag u veelal geen dividend uitkeren aan de aandeelhouders van uw bv over het jaar waarop de subsidieperiode betrekking heeft. Voor mkb-ondernemers die een voorschot of een definitieve vaststelling van de subsidie van minder dan €125.000 ontvangen geldt deze beperking niet.
  • Bedraagt de omvang van de schuld aan uw bv (veel) meer dan volgens het wetsvoorstel vanaf 2023 is toegestaan, dan speelt ook de vraag hoeveel geld u voor die tijd aan de bv kunt onttrekken zonder de continuïteit van die bv in gevaar te brengen. Over het uitgekeerde dividend betaalt u belasting in box 2, en het uitgekeerde bedrag – of een deel daarvan – kunt u vervolgens gebruiken om uw schuld aan de bv te verkleinen. Hoe veel geld u nodig hebt, hoe vaak u in de komende jaren staat zult zijn om dividend uit te keren uit uw bv, en of u op deze manier voor de peildatum van 31 december 2023 uw schuld voldoende kunt beperken, hangt af van uw persoonlijke situatie.

Heeft u na het lezen van dit artikel nog vragen? Neem dan gerust contact met ons op.

Bron: https://www2.deloitte.com

© Copyright 2013 - NAHV Accountants - Algemeene voorwaarden