Jouw accountant in Alphen aan den Rijn en Amsterdam

Prinsjesdagspecial 2016

De tekst van het pakket Belastingplan 2017 dat op Prinsjesdag 2016 gepresenteerd is en bij de Tweede Kamer is ingediend, begint veelbelovend. “Het gaat na een aantal moeilijke jaren weer beter met de Nederlandse economie”, luidt de eerste zin. Wat betreft de maatregelen zet het kabinet de ingeslagen weg voort, waarbij de speerpunten gericht zijn op het in evenwicht brengen van de koopkracht, vereenvoudiging van het belastingstelsel, en tegengaan van ongewenst gebruik van fiscale regels. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste wijzigingsvoorstellen.

  1. Wijzigingen voor alle belastingplichtigen
  2. Wijzigingen voor de DGA
  3. Wijzigingen voor de BV
  4. Omzetbelasting
  5. Wijzigingen voor de werknemer-werkgever
  6. Erf- en schenkbelasting

1. Wijzigingen voor alle belastingplichtigen


1.1 Kleine tariefswijziging inkomstenbelasting

  • Het tarief in de tweede en derde schijf van de inkomstenbelasting gaat in 2017 van 40,40% naar 40,80%.
  • De verlenging van de derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting wordt beperkt door deze met € 400 te verlagen ten opzichte van eerder voorgenomen wetgeving naar € 67.072.

1.2 Wijziging in de heffingskortingen

  • De maximale algemene heffingskorting wordt in 2017 verhoogd van€ 2.242 naar € 2.254.
  • De verhoging van de maximale arbeidskorting wordt beperkt en bedraagt in 2017 € 3.223. Ook zal in 2017 het startpunt van de afbouw van de arbeidskorting worden aangepast naar  € 32.444.
  • De ouderenkorting wordt in 2017 verhoogd van € 1.187 naar € 1.292.

1.3 Einde aan aftrek uitgaven monumentenpanden

De fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden wordt per 1 januari 2017 beëindigd. Er komt nog wel een overgangsregeling voor 2017 en 2018. Deze moet nog worden vormgegeven.

1.4 Einde aan aftrek scholingsuitgaven

Er komt per 2018 een einde aan de aftrek van scholingsuitgaven. Belastingplichtigen kunnen straks wel onder strikte voorwaarden een beroep doen een gerichte uitgavenregeling in de vorm van scholingsvouchers.

1.5 Bestrijding Afgescheiden Particulier Vermogen-structuren

Het kabinet gaat in het kader van de bestrijding van Afgescheiden Particulier Vermogen (APV) de toerekeningsstop in de APV-regeling om dubbele belastingheffing te voorkomen, beperken. Deze stop geldt alleen nog voor APV’s waarin een  reële, actieve onderneming wordt gedreven.  Daar waar de toerekingsstop niet van toepassing is, zal de inbrenger onder voorwaarden de door het APV in het vestigingsland betaalde winstbelasting kunnen verrekenen met de in Nederland verschuldigde inkomstenbelasting.

Let op:
De beperking van de reikwijdte van de toerekeningsstop zal gaan gelden met terugwerkende kracht tot 20 september 2016.

1.6 Toerekening schulden bij vruchtgebruik

Het kabinet stelt voor om alle vermogensbestanddelen die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust voor box 3 gelijk te behandelen en dus ook de schulden volledig bij de vruchtgebruiker in aanmerking te nemen.

1.7 Regels eigenwoningregeling bij vruchtgebruik vastgelegd

In de praktijk is goedgekeurd dat een vruchtgebruiker krachtens erfrecht de rente en kosten die deze betaalt op een schuld die de erflater is aangegaan die is aangegaan voor de eigen woning en waarvan de eigendom bij de bloot eigenaar ligt, in aftrek kan brengen als aftrekbare kosten voor de eigen woning. Deze regeling wordt nu in de wet opgenomen.  Zo zal wettelijk komen vast te staan dat:

  • Een schuld waarvan de belastingplichtige op grond van het krachtens erfrecht verkregen recht van vruchtgebruik, recht van bewoning of recht van gebruik gehouden is de kosten en lasten te dragen wordt onder voorwaarden  als eigenwoningschuld aangemerkt, zodat recht bestaat op renteaftrek.
  • Voor het deel van de woning waar het vruchtgebruik op rust ontstaat geen eigenwoningreserve.
  • De restschuldregeling is onder voorwaarden  op de vruchtgebruiker van toepassing.
  • Het aflossingsschema van de erflater blijft van toepassing op de schuld als de vruchtgebruiker op het moment van overlijden van de erflater diens partner was.
  • De schuld is voor de vruchtgebruiker een bestaande eigenwoningschuld als de schuld voor de erflater een bestaande eigenwoningschuld was (een schuld van voor 1 januari 2013) en de vruchtgebruiker op het moment van overlijden van de erflater diens partner was.

1.8 Wettelijke bepaling  “tijdklemmen”

Bij het tot uitkering komen van een kapitaalverzekering eigen woning, een spaarrekening eigen woning, een beleggingsrecht eigen woning of een zogenoemde Brede Herwaarderingskapitaalverzekering is een vrijstelling aan de orde als ten minste 15 of 20 jaar jaarlijks premie is voldaan. Deze termijnen, de zogenaamde tijdklemmen, zijn in de praktijk in bepaalde situaties buiten toepassing verklaard. Dit is straks wettelijk vastgelegd. Ook zal in de wet een versoepeling opgenomen worden voor de situatie van afkoop met behoud van vrijstelling en verkoop van de eigen woning.

 

2. Wijzigingen voor de DGA

2.1 Box 2-beleggen in vrijgestelde beleggingsinstellingen niet meer aantrekkelijk

Door een nieuwe maatregel die met terugwerkende kracht op 20 september 2016 in werking is getreden, dient een aanmerkelijk belanghouder af te rekenen over de positieve aanmerkelijk belang-claim indien een lichaam waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft de vrijgestelde beleggingsinstelling-status verkrijgt. Dit heeft tot gevolg dat de aanmerkelijk belang claim niet meer wordt doorgeschoven.

Een andere nieuwe maatregel zal gaan gelden voor box 3-vermogen dat ondergebracht wordt in een vrijgestelde beleggingsinstelling waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft. Dit vermogen zal straks niet alleen belast worden in box 2, maar ook in box 3 indien dit vermogen binnen achttien maanden weer terugkomt naar box 3.

Let op
Er komt een tegenbewijsregel zodat de belastingplichtige aannemelijk kan maken dat er een zakelijke reden is om het vermogen binnen achttien maanden weer terug te halen naar box 3.

Een derde nieuwe maatregel zal ervoor zorgen dat het percentage van het forfaitaire rendement uit een vrijgestelde beleggingsinstelling automatisch wordt gekoppeld aan het voor dat jaar geldende percentage van de hoogste schijf in box 3.

Deze drie maatregelen moeten volgens het kabinet de  sluiproute van box 3 naar box 2 via vrijgestelde beleggingsinstellingen tegengaan.

2.2 Gebruikelijkloonregeling voor innovatieve start-ups verruimd

Het belastbaar loon van een DGA van innovatieve start-ups wordt voor de toepassing van de gebruikelijkloonregeling vastgesteld op het wettelijk minimumloon. Dit zal gaan gelden voor DGA´s van bedrijven die speur- en ontwikkelingswerk verrichten en voor de toepassing van de S&O-afdrachtvermindering als starter worden aangemerkt.

Let op
Dit betreft een tijdelijke regeling en geldt in principe tot 1 januari 2022.

2.3 Einde aan pensioen in eigen beheer

Er komt per 1 januari 2017 een einde aan de mogelijkheid van opbouw van een pensioen in eigen beheer.  Het kabinet biedt de DGA nog wel een tijdelijke optie die voorziet in de mogelijkheid van een fiscaal gefaciliteerde afkoop van het reeds opgebouwde pensioen in eigen beheer. Hierbij wordt de DGA gedurende een periode van drie jaar de mogelijkheid geboden zijn opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen. Deze afkoopoptie houdt in dat de pensioenaanspraak fiscaal geruisloos (zonder loonbelasting, revisierente en vennootschapsbelasting) wordt afgestempeld naar het niveau van de waarde van de pensioenverplichting op de balans voor de heffing van vennootschapsbelasting (fiscale waarde van de pensioenverplichting). Die fiscale waarde van de pensioenverplichting vóór de afstempeling vormt het uitgangspunt (de grondslag) voor de vaststelling van de grondslag van de loonbelasting die verschuldigd is ter zake van de afkoop, met dien verstande dat op deze grondslag een korting wordt verleend.

Let op
De gefaciliteerde afkoopmogelijkheid geldt alleen gedurende drie jaren, namelijk in 2017, 2018 en 2019. Daarnaast neemt de korting af per jaar. In 2017 geldt een korting van 34,5%, in 2018 geldt een korting van 25% en in 2019 geldt een korting van 19,5%.

2.4 De auto van de zaak

De fiscale automaatregelen voor 2017 tot en met 2020 zijn uitgewerkt in de zogenaamde autobrief. Er blijven nog maar twee bijtellingscategorieën over voor auto’s van de zaak: 4% voor nulemissieauto’s en 22% voor alle andere auto’s met een datum van eerste toelating op de weg vanaf 1 januari 2017.

Vanaf 2019 zal voor volledig elektrische auto’s het deel van de catalogusprijs dat boven € 50.000 uitkomt ook onder het algemene bijtellingspercentage van 22% vallen. De BPM wordt tot 2020 geleidelijk verlaagd met gemiddeld 14,7%. Verder wordt de BPM minder CO2-afhankelijk gemaakt door de vaste voet te verhogen van € 175 tot € 350 en het CO2-afhankelijke deel van de tarieftabel te verlagen. Voor plug-in hybrides (auto’s met een CO2-uitstoot tot en met 50 gr/km) wordt het voordeel in de BPM afgebouwd, nulemissieauto’s blijven tot en met 2020 volledig vrijgesteld. De MRB wordt met ingang van 2017 voor alle auto’s generiek verlaagd met 2%. Voor vervuilende dieselauto’s en -bestelbusjes zal vanaf 2019 een toeslag gelden van 15%.

 

3. Wijzigingen voor de BV

3.1 Verlenging eerste tariefschijf

De eerste tariefschijf van de vennootschapsbelasting van 20% wordt in 2018 verlengd van € 200.000 naar € 250.000, in 2020 naar € 300.000 en in 2021 naar € 350.000.


3.2 Nieuwe regels innovatiebox

In het kader van het tegengaan van belastingontwijking (middels het zogenaamde BEPS project) worden de nexusbenadering en de toegangscriteria geïmplementeerd in de Nederlandse innovatiebox. Deze aanpassingen zullen met zich meebrengen dat voor een immaterieel activum gebruik kan worden gemaakt van de innovatiebox indien:

  • voor het speur- en ontwikkelingswerk dat heeft geleid tot het activum een S&O-verklaring is afgegeven. Daarmee wordt geborgd dat sprake is van technische innovatie.
  • voor het activum een toegangsticket aanwezig is indien het gaat om belastingplichtigen met een hogere omzet.

Let op
Toegangstickets zijn octrooien, uitility models (gebruiksmodel), kwekersrechten, weesgeneesmiddelen en aanvullende beschermingscertificaten, programmatuur en overige activa die niet voor de hand liggen en nieuw en nuttig zijn.

Overgangsrecht

Er geldt overgangsrecht voor immateriële activa die uiterlijk 30 juni 2016 zijn voortgebracht. Ook geldt overgangsrecht voor activa die voor 1 januari 2017 zijn voortgebracht, maar waarvoor geen S&O-verklaring is afgegeven.


3.3 Wijziging renteaftrekbeperkingen

Het kabinet blijft constructies van winstdrainage aanvechten. Er zal een maatregel worden geïntroduceerd die de berekeningssystematiek van de overnameholdingbepaling aanscherpt voor het geval een overnameschuld door middel van een zogeheten ‘debt-push down’ van het niveau van de overnameholding naar het niveau van de overgenomen vennootschap verplaatst wordt.

Daarnaast zal een aanscherping plaatsvinden van de  termijn van zeven jaar, waarbinnen de financiering moet worden afgebouwd van ten hoogste 60% van de verkrijgingsprijs naar ten hoogste 25% van de verkrijgingsprijs.


3.4 Opteren belastingplicht vennootschapsbelasting

Stichtingen en verenigingen met beperkt winstgevende ondernemingsactiviteiten kunnen opteren voor belastingplicht. Een verzoek daartoe mag straks uiterlijk gelijktijdig met het indienen van de aangifte gedaan worden.

 

4. Omzetbelasting


4.1 Verruiming begrip bouwterrein

Het begrip bouwterrein in de omzetbelasting wordt verruimd naar aanleiding van jurisprudentie. Hierbij wordt aan de eis dat het bij een bouwterrein om onbebouwde grond moet gaan voldaan indien de leverancier grond levert waarop nog een gebouw staat, waarbij hij zich heeft verbonden dit volledig te slopen. Voor de levering van een bouwterrein is btw verschuldigd en geldt vanwege samenloop, een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Indien op het moment van levering de onbebouwde grond niet kwalificeert als bouwterrein is geen btw verschuldigd, maar overdrachtsbelasting.


4.2 Btw vrijstelling watersportorganisaties aangepast

De btw-vrijstelling voor watersportorganisaties wordt in lijn gebracht met de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie. Hierbij komt het  personeelscriterium te vervallen. Ook zal de vrijstelling niet van toepassing zijn op het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen die gelet op hun objectieve kenmerken niet geschikt zijn voor de beoefening van sport of lichamelijke opvoeding.


4.3 Teruggaafregeling oninbare vorderingen btw vereenvoudigd

De regel voor oninbare vorderingen wordt dusdanig aangepast dat de oninbaarheid van de vordering in ieder geval ontstaat op het moment dat de vordering één jaar nadat deze opeisbaar is geworden nog niet is betaald. De ondernemer heeft hierdoor uiterlijk één jaar na het opeisbaar worden van zijn vordering recht op teruggaaf.

Een andere vereenvoudiging ziet op het teruggaafverzoek.  Zo is het straks niet meer nodig om een apart teruggaafverzoek in te dienen maar kan de ondernemer het bedrag van de teruggaaf in mindering brengen op de periodieke btw aangifte.

 

5. Wijzigingen voor de werknemer-werkgever


5.1 Einde aan fictieve dienstbetrekking voor commissarissen

De fictieve dienstbetrekking voor commissarissen is afgeschaft om te zorgen voor vereenvoudiging en administratieve lastenverlichting voor alle bedrijven met een raad van commissarissen. Staatssecretaris van Financiën had al goedgekeurd dat partijen er met ingang van 1 mei 2016 gezamenlijk voor kunnen kiezen om inhouding van loonheffing achterwege laten. Ook is dan geen bijdrage Zorgverzekeringswet meer verschuldigd. Voornoemde goedkeuring wordt per 1 januari 2017 omgezet in wetgeving.


5.2 Heffing beloningen buitenlandse bestuurders en commissarissen

Buitenlands belastingplichtige bestuurders en commissarissen van in Nederland gevestigde vennootschappen worden geconfronteerd met een heffing over hun beloningen op grond van de wet inkomstenbelasting 2001. Zowel wanneer sprake is van winst uit onderneming als wanneer sprake is van loon of resultaat uit overige werkzaamheden kan straks Nederland op grond van nationaal recht over deze beloningen heffen.


5.3 Jaarloonuitvraag afgeschaft

Het kabinet wil de mogelijkheid van de Belastingdienst om een jaarloonuitvraag te doen, afschaffen.


5.4 Verlegging inhoudingsplicht concernonderdelen uitgebreid

De mogelijkheid om de inhoudingsplicht te verleggen naar een Nederlands concernonderdeel wordt uitgebreid omdat de voorwaarde dat er sprake moet zijn van bemiddeling bij de tewerkstelling van personeel komt te vervallen. Hierdoor kan elk buitenlands concernonderdeel dat inhoudingsplichtig is deze inhoudingsplicht verleggen, mits een Nederlands concernonderdeel dat tot hetzelfde concern behoort, bereid is om de inhoudingsplicht over te nemen.


5.5 Wijziging loonbegrip

Het kabinet stelt een wijziging voor waarbij eindheffingsloon is uitgesloten van het loonbegrip dat in het kader van de S&O-afdrachtvermindering wordt gehanteerd voor de berekening van het gemiddelde uurloon.


5.6 Boete bij overtreding mededelingsplicht

De ontvanger van de S&O-verklaring heeft een mededelingsplicht over het kalenderjaar voor het aantal bestede S&O-uren en gerealiseerde kosten en uitgaven per S&O-verklaring. Indien deze mededelingsplicht niet wordt nageleefd, wordt er een boete opgelegd.

Let op
Bij het opleggen van deze boetes zal een lichtere procedure gelden dan de volgens de Algemene wet bestuursrecht  geldende procedure. In geval van grove nalatigheid of fraude is de zware procedure van toepassing.

 

6. Erf- en schenkbelasting


6.1 Reparatiewetgeving

De gevolgen van het arrest van de Hoge Raad (22 april 2016) worden gerepareerd. In het arrest wordt geconcludeerd dat  dat de bedrijfsopvolgingsregeling  in de Successiewet 1956 ook van toepassing kan zijn op aandelen die een holding houdt in een lichaam waarin de erflater geen indirect aanmerkelijk belang heeft. De reparatiewetgeving houdt in dat aandelenbelangen in andere vennootschappen niet meer tot het ondernemingsvermogen kunnen worden gerekend. Dit heeft met name gevolgen voor (indirecte) aandelenbelangen kleiner dan 5%. Voor (indirecte) aandelenbelangen van ten minste 5% blijft de toerekeningsregel gelden, waardoor de bezittingen van de werkmaatschappij aan de holding worden toegerekend.


6.2 Verhoging vrijstelling schenking eigen woning naar € 100.000

De eenmalige vrijstelling voor een schenking in verband met de eigen woning wordt structureel verhoogd van € 53.016 naar € 100.000 per 1 januari 2017. Het bedrag moet worden besteed aan aankoop of verbouwing van de eigen woning, afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming, aflossing van de eigenwoningschuld of een restschuld. De begunstigde moet tussen de 18 en 40 jaar zijn. De beperking dat de schenking moet zijn gedaan door een ouder aan een kind vervalt. De verkrijger kan per schenker eenmaal in zijn leven gebruikmaken van de vrijstelling.


6.3 Termijnverlenging vaststelling aanslag na schenking eigen woning

In 2017 zal de vrijstelling eigen woning gaan gelden, waarbij eenmalig een schenking van € 100.000 ten behoeve van de eigen woning vrijgesteld is , al dan niet verspreid over drie achtereenvolgende kalenderjaren. Verwacht wordt dat  de termijn voor het opleggen van de aanslag schenkbelasting te krap is en daarom wordt deze termijn vastgesteld op  vijf jaar.

Bron: https://www.nba.nl/MKB/Themas-en-achtergronden1/Prinsjesdagspecial-2016/#1.

© Copyright 2013 - NAHV Accountants - Algemeene voorwaarden