Jouw accountant in Alphen aan den Rijn en Amsterdam

Arbeidsverhouding of niet?

Een opdrachtovereenkomst waarin opdrachtgever en opdrachtnemer stellen geen arbeidsverhouding te beogen is niet voldoende om een geschil achteraf te voorkomen.

Wel of geen arbeidsovereenkomst
Een opdrachtnemer heeft sinds oktober 2010 een opdrachtovereenkomst voor onbepaalde tijd. Hij verkoopt gebruikte machines voor meerdere vennootschappen die gelieerd zijn aan zijn opdrachtgever. Daarnaast heeft hij een machine verkocht in opdracht van een ander bedrijf.

In 2012 zegt de opdrachtgever de opdrachtovereenkomst op wegens slechte verkoopresultaten. Opdrachtgever heeft geen ontslagvergunning aangevraagd, wat volgens opdrachtnemer wel had gemoeten.

Volgens de kantonrechter werkte de opdrachtnemer voor drie opdrachtgevers. Er was dus geen sprake van een arbeidsverhouding volgens het BBA (Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945) en daarom was voor opzegging van de overeenkomst geen vergunning van het UWV nodig. De opdrachtnemer gaat in beroep.

In geschil is of er sprake was van een arbeidsverhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Opdrachtnemer, de appellant in hoger beroep, stelt dat er sprake was van een arbeidsverhouding en dat hij dus recht heeft op ontslagbescherming.

Andere opdrachtgevers
Voor toepassing van het BBA wordt als werknemer aangemerkt degene die persoonlijk arbeid verricht, tenzij deze arbeid in de regel voor meer dan twee anderen wordt verricht, hij zich door meer dan twee anderen laat bijstaan, of slechts sprake is van een bijkomstige werkzaamheid.

De volgende punten zijn volgens de opdrachtnemer relevant voor een oordeel:

  1. De incidenteel voor een derde bedrijf verrichte opdracht doet volgens opdrachtnemer niets af aan het feit dat hij in de regel niet meer dan twee opdrachtgevers had.
  2. Verder mocht hij zich niet zonder toestemming laten vervangen.
  3. Opdrachtnemer stelt dat zijn werkzaamheden voor deze opdrachtgever niet van bijkomende aard waren.

Het Hof stelt ten aanzien van de hierboven genoemde voorwaarden het volgende vast.

  1. Een incidentele opdracht voor een derde uitvoeren, is niet hetzelfde is als ‘in de regel’ werken voor een andere opdrachtgever.
  2. Opdrachtgever bestrijdt niet dat opdrachtnemer zich bij het verrichten van werkzaamheden niet door anderen liet bijstaan.
  3. Een derde vraag is of de werkzaamheden voor opdrachtgever van bijkomende aard zijn. De opdrachtgever stelt dat zij het vermoeden heeft dat de opdrachtnemer meer opdrachtgevers had dan bij haar was gemeld.

Opdrachtnemer is volgens de opdrachtovereenkomst verplicht opdrachtgever op de hoogte te stellen van wijzigingen die tot intrekking van de VAR-verklaring zouden kunnen leiden. De opdrachtgever geeft aan, dat haar opdrachtnemer in 2011 en 2012 steeds minder op kantoor verscheen, en dat de verkopen terugliepen. Tegelijkertijd blijkt uit het aantal gefactureerde kilometers, dat de opdrachtnemer steeds meer kilometers voor andere opdrachtgevers heeft gereden.

Alleen opdrachtnemer kan inzicht geven in de kwestie of de werkzaamheden voor opdrachtgever van bijkomstige aard waren. Daarom draagt het Hof opdrachtnemer op om een door zijn accountant opgesteld overzicht – voorzien van onderliggende bewijsstukken – in het geding te brengen waaruit blijkt welke opdrachtgevers hij in het eerste half jaar van 2012 had en welke inkomsten hij in die periode heeft verworven uit de werkzaamheden die hij voor de verschillende opdrachtgevers heeft verricht, gespecificeerd per opdrachtgever.

Opdrachtovereenkomst regelmatig evalueren
Uit het bovenstaande blijkt, dat het zaak is om regelmatig met uw opdrachtnemers na te gaan of de praktijk wel klopt met de afspraken in de opdrachtovereenkomst. Dat geldt zowel onder de VAR als onder de nieuwe Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties.

Heeft u nog vragen over dit onderwerp, neem dan gerust contact met ons op.

 

Bron: https://www.ctrl.nl/actual/arbeidsverhouding-of-niet.aspx

 

© Copyright 2013 - NAHV Accountants - Algemeene voorwaarden