Jouw accountant in Alphen aan den Rijn en Amsterdam

Onzakelijke lening

Stelt u zich eens voor: een inspecteur van de Belastingdienst achter zijn desk die ziet dat een vordering bij de aandeelhouder is afgewaardeerd omdat het met de debiteur slecht gaat/is gegaan. En met de afgelopen economische crisis is dat geen denkbeeldige zaak. Inspecteur checkt het dossier en ziet geen overeenkomst, of misschien een overeenkomst met wat zachte voorwaarden. U raadt het al: de inspecteur komt in actie en gaat vragen stellen die suggereren dat de lening onzakelijk is en daardoor het afwaarderingsverlies niet aftrekbaar is. En dan?

Het is duidelijk dat als een crediteur een debiteurenrisico aanvaardt met de bedoeling zijn belang als aandeelhouder te dienen, er sprake is van een onzakelijke lening, waarvan de afwaardering niet ten laste van de winst kan worden gebracht. Als er geen rente kan worden bepaald waaronder een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest eenzelfde lening te verstrekken in dezelfde situatie moet ervan uit worden gegaan dat de crediteur dit risico heeft aanvaard vanuit een aandeelhoudersmotief (HR 25 november 2011).

Maar de bewijslast van de onzakelijke lening rust op de inspecteur! Voor de belastingplichtige bestaat de mogelijkheid om de stellingen van de inspecteur gemotiveerd te betwisten. In een geschil bij de Rechtbank Noord Holland (31 maart 2016) voerde de inspecteur o.a. aan dat de debiteur een negatieve winstreserve had, een schriftelijke overeenkomst, aflossingsschema en zekerheden ontbraken, dat de verschuldigde rente laag was en werd bijgeschreven en dat de lening was achtergesteld. Allemaal feiten en omstandigheden die de inspecteur kende vanuit het dossier, van achter zijn desk gezeten….

De stellingen van de inspecteur worden door de belastingplichtige gemotiveerd betwist. Belastingplichtige betoogt o.a. dat de vooruitzichten voor de debiteur op het moment van verstrekken van de lening gunstig waren, doch vanwege de crisis significant zijn achtergebleven bij de verwachtingen en dat de betaling van rente en aflossing op termijn in redelijkheid te verwachten was.

De inspecteur betoogt subsidiair dat de lening op het moment van verstrekken zakelijk was, maar gedurende de looptijd onzakelijk is geworden nu crediteur geen handelingen heeft verricht die een onafhankelijke derde wel zou hebben verricht.

Rechtbank geeft de belastingplichtige gelijk. De inspecteur slaagt niet in zijn bewijslast aannemelijk te maken dat sprake is van een onzakelijke lening. Rechtbank neemt in aanmerking dat niet alleen moet worden gekeken naar de voorwaarden van de lening, maar ook naar de omstandigheden waaronder de lening is verstrekt en verwijst naar de Hoge Raad van 13 januari 2012. Ten aanzien van de subsidiaire stelling geeft de rechtbank aan dat op de inspecteur de bewijslast rust aannemelijk te maken dat een zakelijk handelende derde maatregelen had getroffen waarmee ook metterdaad het verlies kon worden beperkt. Ook daar slaagt de inspecteur niet in de bewijslast.

Kortom: de geclaimde afwaardering van de vordering kan worden aanvaard en dat heeft de belastingplichtige in elk geval binnen. Het is weliswaar een uitspraak van de laagste belastingrechter (en wie weet gaat de inspecteur wel in beroep), maar deze uitspraak getuigt volgens ons wel van een juist inzicht. Een inspecteur moet echt meer doen dan wat dossierkennis koppelen aan een achteraf onfortuinlijke afloop van (de vordering op) een debiteur.

Indien u nog vragen heeft hierover, neem dan gerust contact met ons op.

Bron: http://www.fullfinance.nl/onzakelijke-lening

© Copyright 2013 - NAHV Accountants - Algemeene voorwaarden