Jouw accountant in Alphen aan den Rijn en Amsterdam

Tarief box 3 noopt spaarders tot sparen in een bv

Sinds de invoering van het boxenstelsel in de inkomstenbelasting per 2001 staat het box 3 tarief ter discussie. De wetgever hanteert uit oogpunt van vereenvoudiging het (fictieve) uitgangspunt dat iedereen geacht wordt gemiddeld 4% rendement te behalen met zijn vermogen, ongeacht het werkelijke rendement. Dit forfaitaire rendement van 4% wordt vervolgens belast tegen een tarief van 30%. In de volksmond wordt daarom gesproken over een ‘vermogensbelasting van 1,2%’.

Forse daling spaarrentetarieven

Daar waar in 2008 door meerdere in Nederland gevestigde financiële instellingen nog een variabele spaarrente werd vergoed van meer dan 4%, zijn de spaarrentetarieven in 2009 fors gedaald. Vanaf begin 2012 zijn deze spaarrentetarieven nog verder gaan dalen tot een historisch dieptepunt op dit moment van circa 1,5%. Bij een box 3 tarief van per saldo 1,2% betekent dit een belastingtarief over het werkelijk rendement van 80%! Voor de komende jaren verwachten economen geen tot weinig herstel, mede als gevolg van het risico op deflatie en beperkte economische groeiverwachtingen.

Rechtvaardiging forfaitair rendement

Door de aanhoudend lage spaarrentes wordt de roep tot verlaging van het forfaitair rendement steeds groter. Naar mijn mening zal een verlaging van het percentage van 4% echter een utopie zijn. Immers, het huishoudboekje van de overheid staat op dit moment geen ‘cadeautjes’ toe. Voorts wordt voorbij gegaan aan het feit dat in box 3 niet uitsluitend belasting wordt geheven over spaargeld, maar onder meer ook over effectenportefeuilles en verhuurd vastgoed. Zo behaalde de gemiddelde vermogensbeheerder in de periode 2009 tot en met 2013 bij een neutraal of defensief beleggingsprofiel al snel een jaarrendement van gemiddeld 7% of meer. Ook veel vastgoedbeleggers weten een dergelijk rendement te halen. Bovendien bezitten de meeste Nederlanders niet (veel) meer spaargeld dan het belastingvrije vermogen van ruim € 21.000 per persoon, waardoor deze discussie de overgrote meerderheid van de Nederlanders niet raakt.

Invoering progressief tarief in box 3

Om spaarzame burgers toch tegemoet te komen, kan de wetgever overwegen om een progressief tarief in te voeren in box 3. Gedacht kan worden aan een forfaitair rendement tot een belast box 3 vermogen van € 100.000 gelijk aan het rendement op Nederlandse staatsobligaties over een bepaalde periode, in combinatie met een lichte verhoging van het percentage van 4% voor belaste vermogens boven de € 100.000. Wijzigingen moeten immers budget neutraal plaats vinden. Een dergelijk verschil in box 3 tarief sluit aan bij het feit dat voornamelijk mensen met relatief kleine vermogens sparen, en naar mate het vermogen groter wordt mensen meer gaan beleggen in effecten, vastgoed en andere beleggingen die (gemiddeld) een hoger rendement opleveren. Een dergelijke wijziging is eenvoudig in te voeren en komt tegemoet aan het rechtvaardigheidsgevoel van vele spaarzame Nederlanders.

Sparen in een bv

Zonder wetswijziging blijven burgers met belaste spaarvermogens van circa € 200.000 of meer die niet willen beleggen genoopt tot het oprichten van eigen ‘spaargeld-bv’. Hierdoor wordt belasting geheven over de ontvangen rente, en niet over een fictieve rente van 4%. Rekening houdend met zo beperkt mogelijke (oprichtings)kosten is mijn ervaring dat een spaargeld-bv zelfs bij een spaarrente tot boven de 3% tot een belastingvoordeel kan leiden. Aanvullend kan op deze wijze het recht op toeslagen toenemen en een eventuele eigen bijdrage voor de AWBZ worden verlaagd waardoor het rendement op het spaargeld verder wordt verhoogd.

Mocht u hierover vragen hebben dan kunt u uiteraard contact met ons opnemen.

 

Bron: ElsevierFiscaal

© Copyright 2013 - NAHV Accountants - Algemeene voorwaarden